Regen en wind hebben elk afzonderlijk een negatief effect op de kans dat de fiets wordt gekozen en op het fietsgebruik, uitgedrukt in aantallen verplaatsingen en de afgelegde afstand per dag.
Dit effect wordt in sommige studies ook gevonden voor lopen, terwijl er ook onderzoeken zijn waaruit blijkt dat regen en wind geen effect hebben op lopen.
Tegelijkertijd vergroten zowel wind als regen de kans op de keuze voor de auto en vergroot alleen regen het autogebruik.
Het effect van alleen regen en alleen wind op de keuze voor en gebruik van het ov (bus, tram, metro en trein) is in de literatuur niet eenduidig: soms wordt een positief effect gevonden, vaak ook geen effect.
Regen en sneeuw hebben een sterker negatief effect op het aantal reizen per dag van ouderen dan op dat van niet-ouderen.
Aanpassingen aan infrastructuur en gebouwen hebben tot doel om de reiziger die is blootgesteld aan het weer, beter te beschermen, bijvoorbeeld het plaatsen van overkappingen of schermen en het creëren van voldoende beschutting bij wachtruimtes voor het ov.
Voor het beïnvloeden van de (attitude van de) reiziger valt te denken aan campagnes of subsidies.
Doel hiervan is de drempel om bij onaantrekkelijk weer te fietsen te verlagen.
Kennis over de invloed van het weer op de mobiliteit strategische transportmodellen verrijken en verkeersmodellen helpen om de dagelijkse mobiliteit beter te voorspellen.
Bepaalde ov-diensten kunnen hun capaciteit daarop wellicht aanpassen.
De fiets kan dan worden ingewisseld voor het lokale ov.
Tegelijkertijd kan de reiziger worden geïnformeerd over de veranderingen in de dienstregelingen.
Het ruimtelijk differentiëren van het verkeersbericht naarmate gebruikte verkeersmodellen ruimtelijke differentiatie toelaten, is hierbij belangrijk.