Gebieden met klei- en veenbodems krijgen bij droogte te maken met bodemdaling, veenoxidatie en funderingsproblemen.
De gevolgen zijn niet overal hetzelfde.
Niet elke plek is even gevoelig voor de gevolgen van droogte.
Hoog Nederland bestaat uit de hoger gelegen zandgronden in het midden, oosten, zuiden en deels ook in het noorden van Nederland.
Er zijn bijvoorbeeld verschillen tussen hoog en laag Nederland.
Deze gebieden hebben snel te maken met een tekort aan water, doordat hier minder of geen water vanuit de rivieren kan worden aangevoerd.
Laag Nederland bestrijkt het westelijk en noordelijk deel van Nederland.
In laag Nederland wordt de grondwaterstand vooral bepaald door peilbeheer, waarbij het oppervlaktewaterpeil kunstmatig wordt beheerd met behulp van stuwen en gemalen.
Een gevolg van droogte voor dit gebied is onder andere dat de waterkwaliteit afneemt, bijvoorbeeld door verzilting en vorming van blauwalgen.
De sectoren die last hebben van extreme droogte zijn landbouw, natuur en de bebouwde omgeving (funderingsproblemen).