Fryslân heeft een rijke schakering aan landschappen: kleinschalige zandlandschappen in het (zuid)oosten, het weidse veenweide- en merenlandschap in het Lage Midden overgaand naar de open kleilandschappen in het noorden en het westen, en uiteindelijk eindigend in het waddengebied met zijn kwelders, zee en eilanden.
De hoofdlandschapstypen beslaan relatief grote gebieden waar de kernkwaliteit grof gesorteerd waren uitgewerkt.
De verfijning van de hoofdlandschapstypen is in de landschapstypenkaart vormgegeven.
Vooral het kleigebied heeft een nadere onderverdeling gekregen omdat op de schaal van de provincie er grote verschillen zijn tussen bijvoorbeeld het kleigebied van Westergo en het kleigebied van Oostergo.
De onderverdeling per deelgebied is noodzakelijk omdat binnen het hoofdlandschapstype verschillen te benoemen zijn afhankelijk van het gebied.
Per deelgebied is aangegeven welk landschapstype daar voorkomt.
Een woudontginning in de Noordelijke wouden kan er bijvoorbeeld anders uit zien dan een woudontginning in de Zuidelijke wouden.