De wijze waarop veel veehouders de mest en urine opvangen in de stal en deze drijfmest vervolgens opslaan en op het land brengen, is erg vervuilend voor het milieu. Bij het uitrijden van de drijfmest wordt de stikstof niet goed door het gewas opgenomen. Daardoor spoelen de stoffen uit de drijfmest uit naar de sloten en diepere grondlagen en komen ze in de lucht terecht. Het huidige gebruik van kunstmest is niet langer houdbaar, omdat de productie en het gebruik van kunstmest zeer veel CO2-uitstoot veroorzaken. Ook verstoort kunstmest de natuurlijke processen in de bodem en wordt er geen humus opgebouwd, wat desastreus is voor het bodemleven. De landbouw moet de CO2-uitstoot met 3,5 megaton omlaag brengen. Bovendien is de hoge stikstofuitstoot, met name in de landbouw, een actueel probleem. De hoeveelheid stikstofoxiden en ammoniak in de lucht wordt de stikstof-concentratie genoemd en komt vooral door de uitstoot van industrie en verkeer, maar ook door de landbouw. Ammoniak komt met name van dieren in de veeteelt. Om de stikstofproblematiek goed te begrijpen, zijn drie termen belangrijk: concentratie, emissie en depositie. Ammoniak komt vooral uit de landbouw, maar ook het verkeer en mensen produceren ammoniak. De stikstofoxiden en ammoniak in de lucht komen uiteindelijk weer op de grond terecht, wat stikstofdepositie heet. De veel te hoge neerslag van stikstof en ammoniak leidt tot verzuring en vermesting van de bodem. Verzuring leidt tot de uitspoeling van belangrijke mineralen, waaronder kalk, wat een negatief effect heeft op planten en dieren. Vermesting leidt tot het wegdrukken van veel plantensoorten door die enkele soorten die wel goed gedijen bij een hoog stikstofgehalte, wat desastreus is voor de biodiversiteit.