Op dit moment mogen werkgevers maximaal 25% van het minimumloon in rekening brengen voor huisvestingskosten.
Door de inhoudingsmogelijkheid regelmatig het maximale bedrag wordt ingehouden op het loon, terwijl de kwaliteit van de woning dit soms niet rechtvaardigt.
Werkgevers mogen per 1 januari 2030 geen salaris meer inhouden op het minimumloon van werkenden ten aanzien van huisvestingskosten.
Vanaf 1 januari 2026 wordt dit percentage ieder jaar 5 procent minder waardoor in 2030 een einde komt aan deze regeling.
Het kabinet wil dat werkgevers arbeidsmigranten een eerlijke prijs laten betalen voor huisvesting.
We zien dat werkgevers de inhoudingsmogelijkheid te veel als verdienmodel gebruiken.
Minister Eddy van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: “Ik heb uit de verkenning naar deze regeling geconcludeerd dat er te veel misstanden rondom deze regeling bestaan en heb daarom besloten dat deze op termijn afgeschaft wordt.”
De inhoudingsmogelijkheid zorgt er echter voor dat er toch nog een te groot verband bestaat tussen arbeid en huur.
Om deze redenen wil het kabinet de regeling ten aanzien van huisvesting op termijn afschaffen.
De Wet goed verhuurderschap regelt dat een huurovereenkomst gescheiden moet zijn van het arbeidscontract.
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten heeft aanbevolen om de afhankelijkheid van arbeidsmigranten te doorbreken.
Uit een verkenning is duidelijk geworden dat arbeidsmigranten door de inhoudingsmogelijkheid voor huisvesting tot op zekere hoogte ontzorgd worden.
Minister Eddy van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: “Het kabinet wil dat werkgevers verantwoordelijkheid blijven nemen voor de huisvesting van hun werknemers.
Dit kunnen zij doen door een huurcontract aan te bieden, waarbij de werknemer zelf de betaling doet, bijvoorbeeld via automatische incasso.