Waar moet een wegafzetting aan voldoen?

Voor het plaatsen van wegafzettingen gelden speciale regels die zijn beschreven in de volgende publicatie uitgegeven door het CROW: CROW 96A voor maatregelen op / langs autosnelwegen CROW 96B voor maatregelen op / langs niet-autosnelwegen en binnen de bebouwde kom. De afzetting moet bij het begin en einde van elke werkdag worden gecontroleerd. Het ontwerp van de wegafzetting kent altijd een vaste indeling de kleur zie je terug in de afbeelding hiernaast Werkvak - is omgeven door een langsafzetting met waarschuwingen Werkruimte - de ruimte waarbinnen (alle) werkzaamheden worden uitgevoerd incl. opslag en stalling van mat. & mach. / voert. Veilige- / veiligheidsruimte - obstakel vrije ruimte voor, achter en langs de werkruimte bedoeld als vluchtroute of als buffer voor verkeer Inleidende ruimte - ruimte voor verkeersdeelnemers om te reageren op de waarschuwingen en beperkingen Verkeersruimte - de ruimte waar het verkeer de werkvak passeert Obstakelvrees - de ruimte tussen de verkeersruimte en langsafzetting welke niet wordt gebruikt omdat het te dicht op de afzetting is. Voor een veilig verloop van de werkzaamheden op / langs de weg worden in de CROW-richtlijn onder andere de volgende verkeersmaatregelen genoemd: Bij voorkeur gebruik maken van barriers, bakens of bij kortstondige werkzaamheden kegels; Tijdelijke verkeersborden mogen niet in strijd zijn met de permanente borden; Het afzettingsmateriaal moet in goede staat verkeren; Alle bebakeningsmiddelen moeten stabiel staan en niet kunnen omvallen of wegwaaien; Bij onvoldoende waarneembaarheid door weersomstandigheden geen afzettingen plaatsen en ook niet weghalen; De afzetting moet bij het begin en einde van elke werkdag worden gecontroleerd.

Een wegafzetting moet aan bepaalde eisen voldoen, zoals opgenomen in de CROW. De CROW biedt een leidraad waar wegafzettingen per situatie aan moeten voldoen. Bovendien kan de wegbeheerder en/ of uitvoerder hier zelf ook nog eisen aan verbinden om de veiligheid van zijn eigen werknemers te waarborgen. Daarnaast vraagt elke wegsituatie weer om een eigen benadering. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende verkeersmaatregelen nodig binnen en buiten de bebouwde kom en op A- of N-wegen.

Wegafzetting gaat gepaard met de nodige regels die u serieus dient te nemen. Houd er dan rekening mee dat er veel op u af kan komen. Bovendien gaat wegafzetting gepaard met allerlei regels en basisafspraken, om verkeersinfarcten te voorkomen. Is er sprake van een tijdelijke wegafzetting? Dan bent u minder gebonden aan regels dan wanneer het een afzetting is van langere duur. Denk er hierbij aan dat de pionnen in een zo recht mogelijke lijn opgesteld staan, zodat duidelijk wordt hoe de weg precies loopt. Tevens bent u verplicht om een vergunning aan te vragen bij de gemeente, zodat u een ontheffing kunt krijgen om dit te realiseren. Staat de wegafzetting voor een langere tijd op de agenda? Zorg dan voor voldoende geleidebakens. Deze zijn zo'n meter lang en een kwartmeter breed. Is de maximumsnelheid 30 kilometer per uur? Houd dan een afstand van 3 tot 5 meter aan. Bij 50 kilometer en 60 kilometer per uur is dat 5 tot 8 meter en 8 tot 10 meter, terwijl 10 tot 12 meter per kegel aangehouden moet worden in het geval van 80 kilometer per uur. Maak tevens een duidelijk onderscheid tussen het werk vak en het verkeersvak. Voorkom ook dat verkeersborden die geen waarde meer hebben blijven staan en zorg voor een duidelijke omleiding. Tot slot is er ook nog een wezenlijk verschil tussen het op poten zetten van een afzetting binnen of buiten de bebouwde kom. De grootste differentiatie zit hem in de grootte van de borden die u gaat gebruiken. Daar waar deze binnen de bebouwd kom een beperkte grootte mogen hebben, dienen deze buiten de bebouwde kom een ruimere omvang te hebben. Om de afzetting wat gemakkelijker te verrichten, zijn er allerlei standaardfiguren beschikbaar die u helpen bij de inrichting van vrije ruimtes, obstakels en werk- en verkeersruimtes.

Een werkvak, omgeven door een langsafzetting met waarschuwingen (zoals afzethekken) bestaat dus uit: de bouw- of werkplaats (= de werkruimte) de veiligheidsruimte de ‘vrije’ ruimte. De ‘vrije’ ruimte ligt tussen de werkruimte en de langsafzetting. De langsafzetting scheidt het werkvak van het langsrijdende verkeer. Deze maakt geen deel uit van de ‘vrije’ ruimte. Volgens de nieuwe richtlijnen “Werk in uitvoering 96a/96b” bedraagt de breedte van de ‘vrije’ ruimte bij werk in uitvoering bij de toepassing van kegels en geleidebakens (is een open afzetting) minimaal 0,60 m. Niets en niemand mag zich in de ‘vrije’ ruimte bevinden, dus ook geen wegwerkers. De lengte van de veiligheidsruimte voor de werkruimte is als volgt bepaald (zie schema). De veiligheidsruimte bevindt zich voor en achter de werkruimte. De lengte ervan is afhankelijk van de gemiddelde snelheid van het verkeer op de weg waar de wegafzetting wordt geplaatst en staat vermeld in de CROW-publicaties “Werk in uitvoering 96a/96b”. De bedoeling van de veilig-heidsruimte is dat het voertuig tot stilstand komt voordat deze de werkruimte bereikt.